Column • Priske verschuilt zich onterecht achter data
In de jaren zestig vertolkten The Beatles een song met de titel ‘A day in the life’. Nummer 378 in de Top2000. Daarin zingen ze over de gaten in de wegen rond Blackburn. Iemand is die gaan opmeten. Nu weten ze hoeveel gaten nodig zijn om de beroemde Albert Hal te vullen. Het toont de absurditeit van Meten is Weten.
Die absurditeit zat ook in de memorabele uitspraak van onze vroegere voorzitter Jan de Jonge, die na een uiterst matige eerste seizoenshelft opmerkte dat Feyenoord toch echt de meeste passes in de eredivisie had verstuurd. Alsof zoiets relevant is. Het enige wat naar mijn mening telt, is het behaalde aantal punten en de positie op de ranglijst.
Toch lijkt het zo langzamerhand alsof data belangrijker zijn. Elke profclub beschikt over data-analisten die via GPS-trackers gegevens bijhouden over de prestaties van de spelers tijdens wedstrijden. Op trainingen worden ze met drones vanuit de lucht gevolgd. Zelfs hun stressniveau, slaapkwaliteit en persoonlijke omstandigheden worden gemonitord. Er is speciale apparatuur om de sprongcapaciteiten van de keepers te meten.
Trainers proberen ook steeds vaker aan de hand van data aan te tonen dat ze goed bezig zijn. Zo zei die rare Italiaanse vogel van onze rivaal: ‘De data laten zien dat we in eenentwintig van de dertig wedstrijden meer hebben gelopen dan onze tegenstanders. Dat zegt iets over onze inzet en professionaliteit.’ Ik moest direct denken aan een uitspraak van Willem van Hanegem: ‘Het is logisch dat ze nu veel moeten lopen, omdat ze niet kunnen nadenken.’
We worden overspoeld met statistieken over percentages balbezit, aantal schoten op doel, corners, buitenspelsituaties, vrije trappen en expected goals. Voetbalanalisten spreken er vervolgens hun verbazing over uit dat een ploeg met slechts ongeveer twintig procent balbezit toch een gelijkspel kan behalen of zelfs een overwinning boeken. Ik zou zeggen: geef gewoon je ogen goed de kost. Dan had je kunnen zien waarom AZ zaterdag ondanks maar eenentwintig procent balbezit gewoon terecht had gewonnen als PSV geen penalty cadeau had gekregen.
Bij de wedstrijd van Feyenoord tegen FC Utrecht waren de cijfers ook bizar. Wij hadden bijna 80% balbezit, zestien schoten waarvan vijf op doel en negen corners. Ook was er nog een niet gegeven penalty. Het aantal expected goals bij ons was 2, dat van FC Utrecht slechts 0,8. Brian Priske kwam op basis daarvan tot de conclusie: ‘Als ik overall kijk naar deze wedstrijd zie ik eigenlijk drie punten voor ons.’
Daarmee verschool hij zich onterecht achter dergelijke data. We gingen immers keihard met 1-2 onderuit. Op de tribune zagen we dat al van verre aankomen. Het was weer voorspelbaar. Een eindeloos gebrei in een te laag tempo tegen een tegenstander die zich in de zestien ingraaft en gokt op een paar spaarzame counters. Die leveren vaak resultaat op omdat onze achterhoede voortdurend gaten laat vallen of in de lucht geklopt wordt. Kennelijk kijkt Priske nooit naar dergelijke data, anders is het niet te verklaren dat hij daar na een half jaar nog niets aan heeft gedaan.
Ik las in een krant dat de data uitwijzen dat ploegen van Priske in de tweede helft van de competitie meestal beter presteren dan in de eerste. Zondag was daar niets van te merken. Nog geen week nadat Te Kloese goed en wel zijn eis voor de tweede plek als eindklassering heeft uitgesproken is die uit het zich verdwenen.
Hasko