Column • Wat bij anderen misgaat, is ook leerzaam voor Feyenoord
‘Haat je me al?’
Peter dipt zijn mesjes in de inkt en zet ze opnieuw meedogenloos in mijn bovenarm.
Ik haat hem niet. Ik haat de pijn.
Eén van zijn collega’s bij de Rotterdamse tattooshop Walls and Skin komt even kijken naar de tatoeage die vandaag haar voltooiing nadert.
‘Zo te zien vindt-ie het lekker’, zegt hij in rollend Rotterdams terwijl ik met een van pijn vertrokken gezicht mijn vrijwillige marteling onderga. Rotterdamse humor.
De humor was in Rotterdam een poosje ver te zoeken. In Rome verloor Feyenoord van Lazio, in De Kuip verloor het van een ijzersterk Atlético Madrid en in Glasgow ging het na een verwoede jacht op de winnende treffer in blessuretijd ongelukkig onderuit tegen een matig Celtic. Tussendoor werd in De Kuip verloren van PSV dat bezig is aan een fenomenale serie.
Opeens was-ie er weer: de reflex dat alles kut is. Geertruida was kut, Trauner was kut, Timber was kut, Stengs was kut, Giménez was kut, Paixão was kut, Ivanušec was kut en Ueda was al helemaal kut. Zelfs Slot was kut. Milambo moest erin, Zechiël moest spelen en Sauer ook. Dat hoort bij de kutreflex: elke speler die niet speelt is beter dan elke speler die wel speelt. Soms gaat het nog verder. Wat supporters op X - niet vak X maar het social media kanaal X - over onze eigen spelers schrijven, grenst soms aan haat. Haten zij de spelers of haten zij de pijn van verlies?
Aan het eind van een prachtjaar leken we even te zijn vergeten hoe het is om te verliezen. Toch mag het geen verrassing zijn als je in de poulefase van de Champions League als derde eindigt achter Atlético Madrid en Lazio Roma. We hebben ze laten beven. Het is het lot van sportief succes: in de Champions League kom je tegenover sterkere tegenstanders te staan dan in de Conference League. In de competitie verliezen van de koploper die nog geen punt verspeelde en bezig is aan een fenomenale reeks, is ook geen schande.
De teleurstelling na een nederlaag is begrijpelijk, het gebrek aan relativering gevaarlijk. Als we in negatieve sentimenten gaan geloven, praten we onszelf de afgrond in en vergeten we dat Feyenoord nog in de beker zit, voor het derde achtereenvolgende jaar na de winterstop Europees voetbal speelt, meer punten heeft dan vorig seizoen na evenveel wedstrijden, meer doelpunten maakt en goed op koers ligt voor een plek bij de eerste twee in de competitie die recht geeft op directe plaatsing voor de groepsfase van de Champions League die komend seizoen nog weer meer geld oplevert waardoor Feyenoord opnieuw een stap vooruit kan zetten. Onze spelers worden nog steeds beter en de waarde van de selectie is opnieuw gestegen. Gaat het weer een beetje?
Andere clubs kunnen daar jaloers op zijn. In 2018 zegt een voetbaldirecteur dat zijn club het Bayern München van Nederland moet worden. Vijf jaar later staat die club op de vijfde plaats en juichen supporters als hun club zich kwalificeert voor de tussenronde in de Conference League. Een paar jaar geleden slaan zij zich nog van pret op de dijen als Louis van Gaal die competitie aanduidt als ‘Jut & Jul League’. Dat Feyenoord daar dan aan meedoet en de finale bereikt, is waarschijnlijk toeval.
Succes is nooit vanzelfsprekend. Voor je het weet, verlies je vijf competitiewedstrijden, speel je gelijk tegen Fortuna, Almere City en PEC Zwolle en word je uit de beker geknikkerd door een vierdeklasser. Daar kan Feyenoord nog wat van leren. Wat dan? Dat succes niet vanzelf komt en al helemaal net vanzelf blíjft. Daarom is het na een nederlaag goed de rust te bewaren, te relativeren en oog te houden voor wat er allemaal goed zit in het fundament: visie, beleid, scouting, opleiding. Voor Feyenoord ziet de toekomst er gezond uit. Op de korte termijn doet Feyenoord op veel fronten mee om de prijzen en daarna zetten we opnieuw een stap vooruit. Wij worden niet het Bayern München van Nederland, maar wel het beste Feyenoord van de wereld.
Fijne feestdagen en een gezond 2024!
Frans