Nieuws
Dit is waarom Giménez op zijn manier juicht na een goal
Santiago Gimenez wist gisteren tegen PSV weer eens het net te vinden. De Feyenoordsupporters zagen zodoende de juichepose die zij voorheen zo vaak zagen; zittend op zijn knieën en beide armen ten hemel heffend.
Zijn manier om een doelpunt te vieren is inmiddels een iconisch beeld in Rotterdam. Op schoolpleintjes doen kinderen de Mexicaan na en vallen op de knietjes met de wijsvingertjes in de lucht wanneer zij doeltreffend hebben uitgehaald. Al vanaf zijn eerste minuten als profvoetballer viert Giménez zijn doelpunten met een dankbetuiging richting de hemel. De reden: hij is ervan overtuigd dat hij zonder God nooit profvoetballer zou zijn geworden. En dat had een aanleiding.
“Toen ik 17 was kreeg ik trombose in mijn arm en de dokters zeiden dat ik nooit meer zou kunnen voetballen”, zo vertelt de spits in Gimenez op Feyenoord One. “Ze zeiden dat het ingewikkeld was omdat de ader ernstig beschadigd was. Dit was na drie operaties. Ik moest mijn hele leven aan de bloedverdunners en daarom zou ik nooit meer kunnen voetballen.” De wereld van de jonge voetballer stortte op dat moment in. “Dat was moeilijk voor me. Voetbal was mijn leven, ik wist niet was ik anders moest doen.”
Giménez kan zich het moment nog goed herinneren dat hij mentaal en lichamelijk diep zat, maar tevens de weg naar boven vond. “Ik weet nog dat ik met mijn vader in de kamer zat met de deur dicht en ik barste in tranen uit. Ik vroeg waarom dit mij overkwam als kind. Ik wilde alleen maar voetballen. En omdat we niet vroom waren, we waren niet erg gelovig, zei mijn vader dat hij het niet wist.” Toch is het zijn vader die hem op het pad richting de Heer zette. “Hij zei; ‘Vraag het God’. Dat is mij bijgebleven. Ik besefte dat als ik het aan iemand moest vragen, dat het aan God was. Vanaf dat moment voelde ik een sterke band met God.”
Uiteindelijk vroeg Giménez hulp aan God bij zijn herstel. “Ik gaf me aan Hem over en vroeg Hem om antwoorden. Ik vroeg Hem om hulp, om een wonder. Ik praatte met de dokters en er was een kleine kans dat ik weer het veld op kon om te voetballen. Ze zeiden dat de ader zich 94 procent moest herstellen, want als je sport moet de ader verder open om meer bloed te transporteren. De ader zou dan kunnen barsten als hij beschadigd was.” De gebeden van de spits werden volgens hem gehoord. “Bij het laatste onderzoek was de ader goed hersteld. De dokter kon het nauwelijks geloven. Het was heel zeldzaam, maar de ader was goed hersteld. Ik had God gevraagd om 94 procent herstel als het van Hem mocht. Ik vroeg de dokter hoeveel het was hersteld en hij zei: ’94 procent’. Ik wist dus dat dit een wonder van God was en zo begon dat vieren. Elke keer als ik het voetbalveld opstap, dank ik sindsdien God.”
Reacties