Van Merwijk: "Feyenoord zal moeten meebetalen"

Maandagavond heeft de directie en raad van commissarissen van Stadion Feijenoord kenbaar gemaakt aan de aandeelhouders dat het stadion niet in de financiële problemen zit. Over de lange termijn maakt de directie zich wel zorgen. "Iedereen beseft dat er een einde komt aan dit stadion, ergens," aldus President-commissaris Pieter van Oord tegenover het Algemeen Dagblad.

Een deel van de aandeelhouders maakt zich grote zorgen over de toekomst van het stadion, nu het nieuwbouwproject definitief is geklapt en het stadion in rap tempo een lening van ruim 17 miljoen euro moet aflossen bij de Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs. Bij het presenteren van de jaarcijfers stelde directeur Jan van Merwijk: "De continuïteit staat niet ter discussie. U mag zich zoveel zorgen maken als u wilt, maar het is niet nodig."

Van Oord voegde daaraan toe: "We werken nu aan een plan voor tien jaar. Maar daarna? Ik denk dat we daar nu niet concreet mee aan de slag gaan. Iedereen beseft dat er een einde komt aan dit stadion, ergens. Het langetermijnprobleem is niet opgelost. Daar moeten we over nadenken. Maar mijn les uit het verleden: de BVO moet de lead hebben. En er ook voor betalen. Na dit traject vind ik het niet aan Stadion NV om weer zo'n project te starten. De rekening lag nu onevenredig bij het stadion. Dat gaan we de volgende keer niet meer doen."

Eerder stelde Van Merwijk dat de economische levensduur van het stadion ten einde is. Kleinere stadions in Nederland zouden al meer opbrengsten halen uit wedstrijden dan Feyenoord. "En dan wordt je links en rechts ingehaald", sprak de stadiondirecteur welke ook aangaf dat uitgebreid onderzoek naar die levensduur niet is gedaan.

Ook is het stadion dringend aan onderhoud toe omdat de afgelopen jaren vooral het geld en energie in de nieuwbouwplannen is gestoken, erkende Van Merwijk. "Maar Feyenoord zal moeten meebetalen." Dat gaat mogelijk gebeuren door een huurverhoging, want komend jaar moeten club en stadion een nieuw huurcontract afsluiten.