frans-reichhardt

Columns

COLUMN • Arne Slot stort ons in een diepe identiteitscrisis

Niels

Als Feyenoorder heb je een paar zekerheden in het leven. Een daarvan is dat, als de concurrentie punten laten liggen, wij daarvan níet profiteren. Zo was het, zo is het en zo zal het altijd blijven.

Arne Slot weet dat niet. Die komt onbesmet bij Feyenoord binnen en gaat met frisse energie aan de slag. Wij zijn dan nog bezig met het verwerken van Jaap Stam en Dick Advocaat, mannen met in de aderen een giftig mengsel van pijn en chagrijn. Arne is anders. Arne lacht, glanst en straalt.

Dat werkt, want opeens is het weer leuk naar Feyenoord te kijken. We zijn dat niet gewend. Jaap Stam laat Feyenoord hoog druk zetten met de kleine Liam Kelly op het middenveld en de trage Eric Botteghin als laatste man. Kamikazevoetbal. Dick Advocaat wil liever niet-verliezen dan winnen en verbiedt zijn spelers op jacht te gaan naar een doelpunt. Angsthazenvoetbal. In een verder verleden zet Gunder Bengtsson John Metgod in de spits. Wanhoopsvoetbal. Arne is anders. Arne doet logische dingen en zegt logische dingen. Als Arne praat, valt alles op zijn plaats. Dat werkt. In het eerste seizoen onder Arne voetbalt Feyenoord zich vrolijk naar de finale van de Conference League. Voor het eerst in de clubgeschiedenis ontvangt Feyenoord in één transferwindow voor zo'n €75 miljoen aan transferinkomsten. Arne formeert met zeven nieuwe spelers in de basis een team dat nog voordat het is ingespeeld herfstkampioen wordt.

Heel even lijkt alles weer bij het oude. Feyenoord speelt gelijk tegen FC Midtjylland en verliest van Sturm Graz. Tussendoor spelen we gelijk tegen Fortuna. De teleurstelling voelt als thuiskomen. We zijn eraan gewend om voor Kerst al niet meer mee te doen om de titel. Als onze concurrenten punten verspelen, weet je dat Feyenoord waarschijnlijk niet wint bij Volendam. Maar nee, we winnen. Als de concurrentie een week later opnieuw punten verspeelt, weten Feyenoorders dat we waarschijnlijk niet winnen van Excelsior. Zoals Dennis die met een zuinig gezicht '2-1' voorspelt. Of Peter, die het houdt op een bloedeloze 0-0. Onze zoons zijn een stuk optimistischer. '3-0' zegt Loet. '3-1' zegt Maas. '3-0' zegt Chris. 'Ik teken al voor een 1-0', zeg ik. Het wordt 5-1.

Steeds als je denkt dat alles weer is als vanouds, is daar Arne. Hij puzzelt, neemt Feyenoord bij de hand, wint van Lazio, wordt poulewinnaar en zet Feyenoord bij de laatste zestien clubs in de Europa League. Arne schaaft en schuift, wint van Volendam, Cambuur en Excelsior en we staan aan kop. Drie punten los.

Hoe ver reikt de hand van Arne? De lange rijen voor de toegangspoorten van De Kuip zijn verdwenen, we hoeven niet meer met muntjes te betalen en in de Vereeniging treden af en toe artiesten op. Laatst zijn supporters er zelfs getrakteerd op bitterballen. Arne bracht ze nog net niet zelf rond, maar ik verdenk hem ervan ook hierin de hand te hebben. Feyenoord lacht, glanst en straalt als Arne. Ik geniet van de ongekende weelde. Die brengt me ook in verwarring. Hoe ga ik hiermee om? Ik worstel met onze nieuwe status. Moeten we nu roepen dat we kampioen worden? Ik kan het niet. Arne stort mij en duizenden andere supporters in een diepe identiteitscrisis. Hij spot met alles wat ons al die jaren zekerheid heeft gegeven. Hij tart onze tradities en zet de bijl aan de wortel van het collectief bewustzijn dat Feyenoord is als een rups die altijd belooft een mooie vlinder te worden, maar zich meestal ontpopt als een grauwe mot. Wij hebben onszelf geleerd van die mot te houden. Heel soms ontpopt de rups zich tot een beeldschone vlinder, alleen moet je daar wel verrekte lang voor kijken. We hebben geleerd op veel te hopen en weinig te verwachten. Het is fijn om Feyenoorder te zijn, maar nu ook op sportieve gronden. Ik zeg niet dat we kampioen worden, maar aan de gedachte kan ik wel wennen.

Frans

Delen