hasko-van-dalen-varkenoord
Columns

Column • Als De Kuip oranje kleurt ben ik weg

Van de redactie

Er was dit weekend weer geen voetbal in De Kuip. Geen “Hand in Hand”, geen goal tune van de Hermes House Band. Toen ik er woensdag langsreed, zag ik dat alle Feyenoord-uitingen aan de buitenkant van het stadion waren vervangen door het oranje van de KNVB.

Er worden niet vaak meer interlands in de Kuip gespeeld. Raar eigenlijk, want in ons stadion verliest het Nederlands elftal zelden. Vanaf het begin van de eeuw was er zelfs een indrukwekkende reeks ongeslagen wedstrijden. Pas in 2023 kwam daar een eind aan. In die tijd bezocht ik nog wel eens beroepshalve een interland, in dienst van de vroegere hoofdsponsor Nationale-Nederlanden en later ING. Het publiek was altijd een bonte vertoning. Supporters volledig gehuld in oranje, met een kaas op hun hoofd. Mensen van alle clubs die voor één avond broederlijk naast elkaar zaten, samen het Wilhelmus meezongen en bij een voorsprong vrolijk “Het is stil aan de overkant” lieten klinken.

Een echte Oranjesupporter ben ik nooit geworden. Afgelopen donderdag keek ik met een half oog naar Nederland – Polen. Niet omdat er zo weinig Feyenoorders meededen – Sem Steijn zat op de tribune, Quinten Timber mocht slechts een paar minuten invallen – maar vooral omdat die kwalificatiewedstrijden me zelden weten te boeien. Tijdens een EK of WK zit ik aandachtig voor de buis, maar een doordeweekse pot tegen Polen? Dan dwaalt mijn aandacht snel af.

Eigenlijk vond ik het mooiste van die avond het verhaal dat René van der Gijp in Vandaag Inside vertelde over zijn ontmoeting met de Poolse delegatie. Daar zat ook Ebi Smolarek bij. Een naam die bij mij meteen mooie herinneringen opriep. Toen ik nog actief was op Varkenoord liep Ebi daar rond, net als zijn vader, Włodzimierz – kortweg Wlodi – Smolarek. Wlodi was die in die tijd jeugdtrainer bij Feyenoord. Een begenadigd voetballer, maar bovenal een geweldig aardige man: vol humor, altijd optimistisch. Ik moest direct terugdenken aan die oude kantine op Varkenoord, waar hij in gebroken Nederlands aan de bar moppen vertelde. Soms stonden we samen langs de lijn naar een jeugdelftal te kijken en gaf hij aanwijzingen hoe het beter kon, zelfs als het helemaal niet zijn team was. Dat hij op 54-jarige leeftijd veel te vroeg in zijn slaap overleed blijft tragisch.

Ebi leerde ik in die tijd kennen als jeugdspeler. Hij was zeer talentvol. Uiteindelijk schopte hij het in 2000 tot het eerste elftal. Een stap naar “de overkant” die maar weinig jeugdspelers wisten te maken. Helaas kreeg hij te maken met forse tegenslagen. Een zware knieblessure hield hem anderhalf jaar aan de kant. Daarna was er een duistere dopingzaak. Bert van Marwijk geloofde in hem en haalde hem terug. Bij Ruud Gullit viel hij echter uit de gratie en vertrok naar Borussia Dortmund waar Van Marwijk trainer was. Toch koestert hij geen wrok jegens onze club. Het is mooi om te horen hoe positief hij nog steeds praat over de tijd van hem en zijn vader bij Feyenoord.

Zo kreeg die in mijn ogen oninteressante interland tegen Polen ineens een aparte betekenis. Niet door het voetbal, maar door de herinnering aan vader en zoon Smolarek. Verder doet Oranje me niets. Het verplichte nummer tegen Litouwen sla ik over. De interlandbreak is een mooie gelegenheid om er even tussenuit te gaan. Ik zit weer in de Kuip als we komende zaterdag Heerenveen ontvangen.

Met rood-witte groet, 

Hasko

Delen